Ik sta in de Jonge Schrijvers Gids van Vrij Nederland, ‘35 onder 35’. Twee stukjes. Het eerste gaat over engagement en mijn ambitie als schrijver, het tweede is het begin van een kort verhaal. Lees ze hieronder.


Over mijn ambitie als schrijver

Over ambitie kun je als jonge schrijver beter niet praten. Je geeft je toekomstige criticus een maatstok waar hij je langs kan leggen. Daarbij is het ronduit aanmatigend om te beweren dat je een geweldig stuk literatuur wilt schrijven dat over tweehonderd jaar nog wordt gelezen. Ook al is het waar.

Kleinschaligere ambities dan. Daarover kun je wel praten. Ik doe een poging. Bovenal wil ik een werk schrijven dat het beste is dat ik nú kan schrijven. Smeltende vrouw is voor een eerste pannenkoek goed gelukt en oogst veel lof. Dat is mooi. Maar ondanks de vlijt en liefde die erin zit, maakte ik hem onderweg naar mijn volgende roman. Díé moet goed worden. Of eigenlijk: zo goed dat hij mijn moeite rechtvaardigt. (De hand van de criticus uit de toekomst reikt al naar mijn maatstok, die ik steviger tegen mijn lichaam aan druk.)

Een boek dat mijn moeite rechtvaardigt. Een beetje teleurstellend klinkt dat wel. Maar ik kan het niet mooier maken. Ben ik dan niet ‘geëngageerd’? Ja, heel. Alleen niet als ik schrijf.

Als ik schrijf, gaat het om mij en de woorden. Politiek en maatschappij zijn twee eilanden die ver achter de horizon liggen. Daarbij: ik wíl ze niet zien. Ze leiden af.

Schrijven is voor mij buitensluiten. Alle deuren in de kamer moeten gesloten zijn, voor die in mijn hoofd kunnen openzwaaien. Het is verdomme al moeilijk genoeg. Als ik ook nog aan engagement moet denken, wordt dat rechtvaardigende boek nooit geschreven.

Goede opzettelijk geëngageerde literatuur is schaars, en dat heeft een reden. Engagement en literatuur gaan van nature moeizaam samen. De eerste streeft eenduidigheid na en de ander ambiguïteit. En er is nog een probleem. Schrijven is intiemer dan seks. Wie opzettelijk geëngageerd schrijft, kan nooit tot iets intiems komen, omdat engagement een buitenwereld impliceert. De mogelijkheid dat iemand zijn kop om de deur steekt, vernietigt elke kans om tot iets intiems te komen.

En zoals een goede vriend van me zei, is de ultieme betrachting van een schrijver de lezer zoveel mogelijk passen voor te blijven, zonder dat deze hem uit het oog verliest. Wie opzettelijk geëngageerd schrijft, kan moeilijk hetzelfde doel hebben. Die wil de lezer juist dichtbij halen, zodat hij hem tussen zijn ribben kan porren en roepen: ‘Kijk! Zie je dat?’

Waarom zou literatuur ook geëngageerd moeten zijn? Wat een onzin. Overigens is engagement niet zondermeer iets goeds. Geert Wilders is ook geëngageerd. Willen we meer of minder extreemrechts geëngageerde literatuur?


Het begin van het verhaal

Ik was een van die wonderlijke baby’s die al bij de geboorte kunnen praten. Niet veel, slechts een paar woorden, en alles verband houdend met de eerste levensbehoeften – eten, drinken, warmte – omdat op die leeftijd slechts dat me interesseerde. Baby’s die al bij de geboorte praten komen zelden voor en mijn familie heeft het er nog vaak over op verjaardagen, bij Sinterklaas en Kerst. Ik schrijf dit een dag na Sinterklaas, waar mijn broer mij een gedicht liet voorlezen waarin die pratende baby wordt opgevoerd, met als strekking dat ik toen zinnigere dingen verkondigde dan nu. Dat betwijfel ik, al moet ik toegeven dat wat ik zei nuttiger en in elk geval doeltreffender was. Mijn eerste woorden waren: ‘Koud! Koud koud koud koud koud koud koud,’ waarna de vroedvrouw ogenblikkelijk een dekentje om mijn nog natte lichaampje wikkelde en me op de buik van mijn moeder neerlegde, als een wurm in de bek van een spreeuw. Mijn oom wil het verhaal nog weleens mooier maken, die zegt dat ik vanaf de buik ‘Raam dicht, raam dicht,’ heb geroepen, maar dat is onzin en moet begrepen worden vanuit zijn neiging om onze familie te zien als de bijzonderste op aarde. Tijdens het Sinterklaasfeest zei deze oom, voor de zoveelste keer: ‘Weet je welke baby ook kon praten?’ Wij wisten: Christus natuurlijk, maar dat verhaal is apocrief en nooit in de Bijbel terechtgekomen, omdat zelfs de meest verstokte gelovigen het ongeloofwaardig vonden. Christus zou op de arm van zijn moeder zijn meegenomen naar de tempel, waar hij een paar rabbijnen had toegesproken. Ik weet niet waarover. Vast over godsdienstige zaken, ik geloof dat hij ze ‘onderricht’ heeft, maar misschien zei hij gewoon dat hij het koud had en een dekentje wilde.